Door Petra Quaedvlieg – Drie weken geleden zag ik op Docfest, het bijzondere documentaire festival in Maastricht, een documentaire waarvan de beelden me blijven achtervolgen: City of Ghosts, van de Amerikaanse maker Matthew Heineman, over de activistische burgerjournalisten van Raqqa is Being Slaughtered Silently (kortweg RBSS), een initiatief uit de Syrische stad die in 2013 werd ingenomen door IS en de ‘hoofdstad’ van het kalifaat zou worden. Raqqa werd afgesneden van de buitenwereld; alleen dankzij het beeldmateriaal van RBSS via sociale media raakte de wereld op de hoogte van de barbarij van IS – openbare executies, afgehakte hoofden, honger, gewelddadige zedenpolitie, een stad in de wurggreep van de angst.
De burgerjournalisten van RBSS zijn gewone jongens in het slaperige, provinciale Raqqa – studenten en jonge leraren, vooral bezig met feestjes en met elkaar. Door de opstand tegen president Assad in 2011 worden ze politiek wakker en door de komst van IS raken ze verzeild in een strijd op leven en dood. Want vanaf dag één maakt IS jacht op hen. De video’s van RBSS maken korte metten met het beeld van het paradijselijke kalifaat dat IS zelf via gelikte, Hollywood-achtige filmpjes verspreidt.
Al snel wordt een van hen opgepakt, zijn materiaal – met filmpjes en namen van de organisatie – ontdekt. Hij wordt meteen geliquideerd. Ze vluchten naar naburig Turkije, waar ze evenmin veilig zijn – op klaarlichte dag wordt een lid op straat doodgeschoten. De groep vlucht verder, naar Duitsland, waar ze in safe houses worden ondergebracht, hun filmpjes blijven uploaden en de doodsbedreigingen blijven binnenkomen.
De stilte doorbreken – dat was en is het doel van de groep: met het einde van IS in Raqqa zal, zo benadrukken zij in de documentaire, de ideologie niet verdwenen zijn. Integendeel, de digitale IS, met aanhangers over de hele wereld, zal virulenter worden dan ooit. Slim, met virtuele technieken, verzieken ze kwetsbare jongeren in heel Europa.
In Maastricht was Claire van Dyck aanwezig voor een aftertalk. Van Dyck is onderzoeksjournalist van deze krant en coauteur van het boek ‘Sultan en de lokroep van de jihad’, over een jongen uit Wittevrouwenveld die radicaliseerde, naar Syrië vertrok en zich, mét twintig onschuldige burgers, in Baghdad opblies. Van Dyck vertelde over het vaak ondoorgrondelijke amalgaam van beweegredenen van jongeren om zich aan te sluiten bij zo’n extremistische, gewelddadige organisatie. Maar één ding is een constante: het radicaal islamitische netwerk is alom en heel invloedrijk. Uitgesproken verzet van gematigde gelovigen heeft consequenties voor hen – eerst is er kalme druk, dan grimmige dreiging. Daarom, zei Van Dyck, mogen we, net als de jongens van RBSS, niet zwijgen. ‘Realiseer je: mensen uit dat netwerk zitten hier, in onze eigen buurten.’
Het is dus zaak dat erover gesproken wordt, in onze moskeeën, buurthuizen, discussiepanels, en vooral: op onze scholen. De school waar Sultan toerisme studeerde, het Leeuwenborgh college, is kopschuw geworden en wil de affaire het liefst vergeten; de gemeente is bang voor reputatieschade en, begrijpelijk, opgeklopte hysterie, waardoor ze het onderwerp radicalisering het liefst stil houdt. Maar het is tijd om lawaai te maken. Op dit moment wordt in Maastricht gevreesd voor een coup in de moskee door een groep jonge salafisten. Dit bevestigt de urgentie van het onderwerp; het is een landelijke trend. Het gaat niet om een van de werkelijkheid losgezongen Rooms achterhoedegevecht (nieuwe bisschop Roermond), het gaat om een ideologie die een groep jonge mensen in Limburg inspireert en hun gedachten verziekt. Liberale moslims hier zwijgen liever over dit probleem – uit angst voor radicalen. Niet uit Raqqa, maar uit hun eigen omgeving.
Door Petra Quaedvlieg – Drie weken geleden zag ik op Docfest, het bijzondere documentaire festival in Maastricht, een documentaire waarvan de beelden me blijven achtervolgen: City of Ghosts, van de Amerikaanse maker Matthew Heineman, over de activistische burgerjournalisten van Raqqa is Being Slaughtered Silently (kortweg RBSS), een initiatief uit de Syrische stad die in 2013 werd ingenomen door IS en de ‘hoofdstad’ van het kalifaat zou worden. Raqqa werd afgesneden van de buitenwereld; alleen dankzij het beeldmateriaal van RBSS via sociale media raakte de wereld op de hoogte van de barbarij van IS – openbare executies, afgehakte hoofden, honger, gewelddadige zedenpolitie, een stad in de wurggreep van de angst.
De burgerjournalisten van RBSS zijn gewone jongens in het slaperige, provinciale Raqqa – studenten en jonge leraren, vooral bezig met feestjes en met elkaar. Door de opstand tegen president Assad in 2011 worden ze politiek wakker en door de komst van IS raken ze verzeild in een strijd op leven en dood. Want vanaf dag één maakt IS jacht op hen. De video’s van RBSS maken korte metten met het beeld van het paradijselijke kalifaat dat IS zelf via gelikte, Hollywood-achtige filmpjes verspreidt.
Al snel wordt een van hen opgepakt, zijn materiaal – met filmpjes en namen van de organisatie – ontdekt. Hij wordt meteen geliquideerd. Ze vluchten naar naburig Turkije, waar ze evenmin veilig zijn – op klaarlichte dag wordt een lid op straat doodgeschoten. De groep vlucht verder, naar Duitsland, waar ze in safe houses worden ondergebracht, hun filmpjes blijven uploaden en de doodsbedreigingen blijven binnenkomen.
De stilte doorbreken – dat was en is het doel van de groep: met het einde van IS in Raqqa zal, zo benadrukken zij in de documentaire, de ideologie niet verdwenen zijn. Integendeel, de digitale IS, met aanhangers over de hele wereld, zal virulenter worden dan ooit. Slim, met virtuele technieken, verzieken ze kwetsbare jongeren in heel Europa.
In Maastricht was Claire van Dyck aanwezig voor een aftertalk. Van Dyck is onderzoeksjournalist van deze krant en coauteur van het boek ‘Sultan en de lokroep van de jihad’, over een jongen uit Wittevrouwenveld die radicaliseerde, naar Syrië vertrok en zich, mét twintig onschuldige burgers, in Baghdad opblies. Van Dyck vertelde over het vaak ondoorgrondelijke amalgaam van beweegredenen van jongeren om zich aan te sluiten bij zo’n extremistische, gewelddadige organisatie. Maar één ding is een constante: het radicaal islamitische netwerk is alom en heel invloedrijk. Uitgesproken verzet van gematigde gelovigen heeft consequenties voor hen – eerst is er kalme druk, dan grimmige dreiging. Daarom, zei Van Dyck, mogen we, net als de jongens van RBSS, niet zwijgen. ‘Realiseer je: mensen uit dat netwerk zitten hier, in onze eigen buurten.’
Het is dus zaak dat erover gesproken wordt, in onze moskeeën, buurthuizen, discussiepanels, en vooral: op onze scholen. De school waar Sultan toerisme studeerde, het Leeuwenborgh college, is kopschuw geworden en wil de affaire het liefst vergeten; de gemeente is bang voor reputatieschade en, begrijpelijk, opgeklopte hysterie, waardoor ze het onderwerp radicalisering het liefst stil houdt. Maar het is tijd om lawaai te maken. Op dit moment wordt in Maastricht gevreesd voor een coup in de moskee door een groep jonge salafisten. Dit bevestigt de urgentie van het onderwerp; het is een landelijke trend. Het gaat niet om een van de werkelijkheid losgezongen Rooms achterhoedegevecht (nieuwe bisschop Roermond), het gaat om een ideologie die een groep jonge mensen in Limburg inspireert en hun gedachten verziekt. Liberale moslims hier zwijgen liever over dit probleem – uit angst voor radicalen. Niet uit Raqqa, maar uit hun eigen omgeving.