Door Lodewijk van Oord – passage uit ‘Niemand is van hier’
Na zestien uur reizen nog één sprong te gaan. Van Amsterdam naar Lissabon. Van Lissabon naar Maputo. In de wachtruimte voor regionale bestemmingen maak ik me op voor mijn derde vlucht. Ik zal landen op een klein atol waar verder niemand welkom is. Een handvol soldaten, de ratten en ik. Hink. Stap. Sprong. Het eiland heet Europa.
Op de betonnen vlakte staat een aantal vliegtuigen geparkeerd. De kleintjes wiebelen in de wind. De bestemmingen worden op een bord in de vertrekhal aangekondigd. Beira. Vilanculos. Ilha de Moçambique. Inhambane. Nampula. Namen om van te watertanden. Eiland Europa ontbreekt. Ik ga op een bank in de hoek van de vertrekhal zitten. Mij is gevraagd geduldig te wachten.
De luchthaven is een heerlijke plek om te kijken. Ik heb van zwijgend observeren mijn specialiteit gemaakt. In de biologie word ik een etholoog genoemd, een gedragsbioloog, maar hoe heet ik als ik naar mensen kijk? Ik ben geen journalist, want ik stel geen vragen. Geen antropoloog, want ik schrijf niets op.
In de gelambriseerde wachtruimte bevinden zich elf passagiers. Schuin tegenover mij zitten twee Chinese zakenmannen. Allebei zijn ze druk met hun telefoons. Drie stoelen verder zit een witte man in een zakbijbel te bladeren. Hij likt even aan zijn wijsvinger en slaat een pagina om. De bijbel rust op zijn buik. De buik op zijn benen. Zijn billen zijn veel breder dan de zitting van de stoel. Zijn vlees hangt er aan beide kanten overheen. Op zijn mosgroene fleecetrui staat in grote witte letters Gen. 26: 22, gevolgd door kleinere letters die ik niet kan lezen. De man is niet alleen. Soms wisselt hij wat woorden met de drie oudere dames die tegenover hem zitten. De vrouwen dragen Habitat for Humanity-petjes. Weer verderop wachten drie Indiase zakenmannen. Of diplomaten. Beleidsmedewerkers. Mannen in pakken in elk geval. Een van hen heeft een sticker van het World Economic Forum op zijn koffer geplakt. Vlak naast me zijn twee gezette Afrikaanse vrouwen neergestreken. Ze dragen hun kapsels als kronen en zijn behangen met edelstenen en ‑metalen. Een waardetransport van mensenlichamen.
Ik zou met gemak het verslag van dit willekeurige samenzijn kunnen maken. De notulen van het vakgroepsoverleg zijn ook altijd voor mijn rekening. In die vergaderingen doe ik zelf mijn mond niet open. Ook maak ik geen aantekeningen. Ik kijk en ik luister. Na afloop kan ik de hele bijeenkomst van begin tot einde in gedachten nalopen. Wie er aanwezig was. Wie precies waar zat. Wat ze droegen. Wat er werd gezegd. Hoe de een keek toen de ander iets zei. Lange betogen vat ik in twee zinnen samen. Aan losse flodders besteed ik één zin. Bij de verschillende maatschappelijke organisaties waarin ik actief ben geef ik de voorkeur aan de secretarisfunctie. Ik observeer wat er speelt en stuur met mijn notulen.
Ook hier in de vertrekhal heeft iedereen zo zijn eigen agenda. We zwijgen over onze motieven, maar onze ambities zijn zichtbaar. Dat geldt ook voor mij. Met mijn rolkoffer en plastic krat. En zo is het goed. Ik ben hier met een doel.
Er komt een Hollander binnen. Zo een die zijn best doet geen Hollander te zijn. Heerlijk valt hij door de mand. Het spierwitte t-shirt onder zijn overhemd maakt de foutmarge verwaarloosbaar. De man loopt naar de glazen deuren en staart een tijdje naar buiten. Hij kijkt op zijn gouden horloge en komt tegenover mij zitten. Onrustig kijkt hij om zich heen. Hij houdt zijn hoofd voorovergebogen. Alsof hem is verboden de andere mensen aan te kijken. Voor mij heeft hij in elk geval geen oog.
Ik weet wie deze man is. Ik heb hem op het journaal gezien. Wat gek dat hij hier verschijnt. Volgens het journaalbericht moet deze kerel in de bak zitten. Miljoenen heeft hij weggesluisd naar maffiose eilanden. Voor zijn cliënten, maar ook voor zichzelf. Verbazingwekkend dat hij hier is.
Lodewijk van Oord (Maastricht) has spent most of his life living abroad. After completinghis studies in Leiden and Utrecht, he taughtConflict Studies and History in Wales. From Wales he moved to Swaziland in 2010 and to Italy in 2014. He returned to The Netherlands in 2017 to become Head of College at the United World College in Maastricht. His debut novel Albrecht en wij (The last Rhino) was published in 2014 and translated into German. His latest book Niemand is van hier (No one is from here) is a story about Europe’s colonial past through the eyes of two Dutch characters in Africa, and will be out in March 2019.
Door Lodewijk van Oord – passage uit ‘Niemand is van hier’
Na zestien uur reizen nog één sprong te gaan. Van Amsterdam naar Lissabon. Van Lissabon naar Maputo. In de wachtruimte voor regionale bestemmingen maak ik me op voor mijn derde vlucht. Ik zal landen op een klein atol waar verder niemand welkom is. Een handvol soldaten, de ratten en ik. Hink. Stap. Sprong. Het eiland heet Europa.
Op de betonnen vlakte staat een aantal vliegtuigen geparkeerd. De kleintjes wiebelen in de wind. De bestemmingen worden op een bord in de vertrekhal aangekondigd. Beira. Vilanculos. Ilha de Moçambique. Inhambane. Nampula. Namen om van te watertanden. Eiland Europa ontbreekt. Ik ga op een bank in de hoek van de vertrekhal zitten. Mij is gevraagd geduldig te wachten.
De luchthaven is een heerlijke plek om te kijken. Ik heb van zwijgend observeren mijn specialiteit gemaakt. In de biologie word ik een etholoog genoemd, een gedragsbioloog, maar hoe heet ik als ik naar mensen kijk? Ik ben geen journalist, want ik stel geen vragen. Geen antropoloog, want ik schrijf niets op.
In de gelambriseerde wachtruimte bevinden zich elf passagiers. Schuin tegenover mij zitten twee Chinese zakenmannen. Allebei zijn ze druk met hun telefoons. Drie stoelen verder zit een witte man in een zakbijbel te bladeren. Hij likt even aan zijn wijsvinger en slaat een pagina om. De bijbel rust op zijn buik. De buik op zijn benen. Zijn billen zijn veel breder dan de zitting van de stoel. Zijn vlees hangt er aan beide kanten overheen. Op zijn mosgroene fleecetrui staat in grote witte letters Gen. 26: 22, gevolgd door kleinere letters die ik niet kan lezen. De man is niet alleen. Soms wisselt hij wat woorden met de drie oudere dames die tegenover hem zitten. De vrouwen dragen Habitat for Humanity-petjes. Weer verderop wachten drie Indiase zakenmannen. Of diplomaten. Beleidsmedewerkers. Mannen in pakken in elk geval. Een van hen heeft een sticker van het World Economic Forum op zijn koffer geplakt. Vlak naast me zijn twee gezette Afrikaanse vrouwen neergestreken. Ze dragen hun kapsels als kronen en zijn behangen met edelstenen en ‑metalen. Een waardetransport van mensenlichamen.
Ik zou met gemak het verslag van dit willekeurige samenzijn kunnen maken. De notulen van het vakgroepsoverleg zijn ook altijd voor mijn rekening. In die vergaderingen doe ik zelf mijn mond niet open. Ook maak ik geen aantekeningen. Ik kijk en ik luister. Na afloop kan ik de hele bijeenkomst van begin tot einde in gedachten nalopen. Wie er aanwezig was. Wie precies waar zat. Wat ze droegen. Wat er werd gezegd. Hoe de een keek toen de ander iets zei. Lange betogen vat ik in twee zinnen samen. Aan losse flodders besteed ik één zin. Bij de verschillende maatschappelijke organisaties waarin ik actief ben geef ik de voorkeur aan de secretarisfunctie. Ik observeer wat er speelt en stuur met mijn notulen.
Ook hier in de vertrekhal heeft iedereen zo zijn eigen agenda. We zwijgen over onze motieven, maar onze ambities zijn zichtbaar. Dat geldt ook voor mij. Met mijn rolkoffer en plastic krat. En zo is het goed. Ik ben hier met een doel.
Er komt een Hollander binnen. Zo een die zijn best doet geen Hollander te zijn. Heerlijk valt hij door de mand. Het spierwitte t-shirt onder zijn overhemd maakt de foutmarge verwaarloosbaar. De man loopt naar de glazen deuren en staart een tijdje naar buiten. Hij kijkt op zijn gouden horloge en komt tegenover mij zitten. Onrustig kijkt hij om zich heen. Hij houdt zijn hoofd voorovergebogen. Alsof hem is verboden de andere mensen aan te kijken. Voor mij heeft hij in elk geval geen oog.
Ik weet wie deze man is. Ik heb hem op het journaal gezien. Wat gek dat hij hier verschijnt. Volgens het journaalbericht moet deze kerel in de bak zitten. Miljoenen heeft hij weggesluisd naar maffiose eilanden. Voor zijn cliënten, maar ook voor zichzelf. Verbazingwekkend dat hij hier is.
Lodewijk van Oord (Maastricht) has spent most of his life living abroad. After completing his studies in Leiden and Utrecht, he taught Conflict Studies and History in Wales. From Wales he moved to Swaziland in 2010 and to Italy in 2014. He returned to The Netherlands in 2017 to become Head of College at the United World College in Maastricht. His debut novel Albrecht en wij (The last Rhino) was published in 2014 and translated into German. His latest book Niemand is van hier (No one is from here) is a story about Europe’s colonial past through the eyes of two Dutch characters in Africa, and will be out in March 2019.